De bedoeking van het schilderij is in goede staat: de hechting tussen beide doeken is nog altijd goed en waar vroeger de verf los heeft gezeten, zit ze nu nog altijd goed vast. In die zin zou je kunnen zeggen dat het een geslaagde restauratie is geweest. Er is echter een keerzijde. Lidwien Speleers: "Ik vertelde al dat ik bij het vastzetten van de losse verf gebruik maakte van het vocht van de lijm, warmte en druk om de stijve verf flexibel te maken en neer te duwen. Ik deed dat bladder voor bladder. Tijdens de bedoeking werden vocht, warmte en druk over het hele oppervlak aangebracht. De verf was dus overal tegelijk flexibel of zelfs zacht."
Bedoekingen werden in de negentiende eeuw vaak in hoog tempo uitgevoerd door een specialist die zich niet bezig hield met de restauratie van het verfoppervlak. Er werd dan ook niet nauwkeurig in de gaten gehouden hoe de verf op de behandeling reageerde. Het gevolg was een afvlakking van het verfreliëf. Dikke verftoetsen werden tijdens de bedoeking naar binnen geduwd en er ontstond een deuk rondom. Bovendien werden de toppen plat gedrukt en beschadigd. De hoog uitstekende verftoetsen werden door de kunstenaar bewust gebruikt om het licht te vangen. De lichtreflectie op de kanten van de omhoog stekende toetsen vergroot het lichtend effect van hooglichten en doet het oppervlak sprankelen. Door de hardhandige bedoeking is dus een deel van de lichtkracht van de hoogsels verloren gegaan.