George Hendrik Breitner, zoon van een Rotterdamse graanhandelaar, verhuisde in 1875 naar Den Haag, waar hij aan de academie werd opgeleid als schilder. Ook kreeg hij lessen van Willem Maris. In 1886 verhuisde hij naar Amsterdam, de stad die altijd zijn belangrijkste onderwerp zou blijven. Tot Breitners Amsterdamse vriendenkring behoorden Isaac Israëls, Willem Witsen en Jan Veth, evenals de schrijvers Frans Erens, Albert Verwey en Willem Kloos. Tussen 1900 en 1910 beleefde Breitner het hoogtepunt van zijn roem. Het grote publiek leerde in die jaren zijn werk kennen en hij verkocht goed. Breitner heeft Amsterdam talloze malen vereeuwigd, onder allerlei weersomstandigheden.